Ridder Martijn en ridder Koen zeurden bij de koning: We hebben niks te doen!
Kom zei de koning , versla dan eens een draak.
Een draak, he nee, dat doen we al zo vaak!
Pompompom, pompompom, pompompom, pompompom.
Pompompom, pompompom, pompompom, pompompom.
Ridder Martijn en ridder Koen zeurden bij de koning: We hebben niks te doen!
Kom zei de koning, red dan eens een prinses.
Een prinses, he nee, we hebben er al 6!
Pompompom, pompompom, pompompom, pompompom.
Pompompom, pompompom, pompompom, pompompom.
Ridder Martijn en ridder Koen zeurden bij de koning: We hebben niks te doen!
Kom, zei de koning, ga rijden op het paard.
Het paard, he nee, dat zwiept zo met zijn staart.
Pompompom, pompompom, pompompom, pompompom.
Pompompom, pompompom, pompompom, pompompom.
Ridder Martijn en ridder Koen zeurden bij de koning: We hebben niks te doen!
Kom zei de koning, regeer dan eens het land. Ga zitten op mijn troon.
Ik ga wel aan de kant!
Pompompom, pompompom, pompompom, pompompom.
Pompompom, pompompom, pompompom, pompompom.
Ridder Martijn en ridder Koen moesten toen regeren, wat was er veel te doen.
Steeds weer dat gezeur, en steeds wat aan de hand.
En de koning, die lag languit op het strand.